Beleidsmakers streven ernaar wetgeving te creëren die ondernemerschap bevordert, omdat dit de neiging van individuen beïnvloedt om nieuwe ondernemingen te starten. Hoewel onderzoek uitgebreid de effecten van belasting- en rentebeleid op ondernemerschap bestrijkt, blijft de impact van insolventiewetten onderbelicht in de rechts- en economische wetenschap. In ons artikel getiteld “De keerzijde van de medaille: hoe op ondernemerschap gerichte insolventiewetten de toegang tot schuldfinanciering voor groeibedrijven kunnen compliceren”, onderzoeken we de veranderingen in het gebruik van schulden voor groeibedrijven, waarbij we gebruik maken van de recente hervorming van de Belgische insolventie- en vennootschapsrecht in de periode 2017-2019 als een exogene beleidsschok (bv. gemakkelijkere toegang tot schuldkwijtschelding voor natuurlijke personen, de nieuwe regel voor de afbakening van de activa van de failliete boedel uit art. XX.110, §3 en de ‘goedkopere’ vorm van beperkte aansprakelijkheid door de introductie van de BV zonder wettelijke [minimum] hoofdstad).
Wat onderzoek ons wel en niet vertelt
De algemene doelstelling van de verandering naar een debiteurenvriendelijker insolventierecht is vooral het bevorderen van ondernemerschap. Verschillende landenstudies hebben een positief verband gevonden tussen een meer debiteurenvriendelijk insolventierecht en ondernemerschap, door de verandering in het aantal zelfstandigen of bedrijfsoprichtingen te bestuderen (Armour & Cumming, 2008; Fan & White, 2003; Lee, Lee, Yamakawa, & Yamakawa, 2012; Lee, Yamakawa, Peng, & Barney, 2011). Bovendien hebben enkele onderzoeken in één land aangetoond dat veranderingen in de richting van een meer debiteurenvriendelijk insolventierecht een positieve invloed hebben op de beslissing van een individu om een bedrijf te starten of opnieuw op te starten (bijvoorbeeld na een faillissement) (Dewaelheyns & Hulle, 2008).
De wetswijziging zal echter niet alleen gevolgen hebben voor debiteuren (ondernemers), maar ook voor het gedrag van crediteuren. Wanneer de wet zich ontwikkelt in de richting van een debiteurvriendelijke benadering, verandert het juridische landschap op een manier die crediteuren mogelijk minder gunstig vinden. Deze verandering verhoogt het risico voor crediteuren, aangezien zij moeilijkheden kunnen ondervinden bij het innen van schulden in geval van faillissement van de debiteur. De debiteurvriendelijke wet introduceert maatregelen die debiteuren meer bescherming en verlichting bieden, waardoor het voor hen gemakkelijker wordt om schulden te herstructureren, te vereffenen of zelfs kwijtschelding te krijgen. Bijgevolg kunnen crediteuren moeite hebben om hun schulden volledig terug te krijgen, wat leidt tot grotere voorzichtigheid bij het verstrekken van krediet aan ondernemers onder dergelijke debiteurvriendelijke insolventieregels (Berkowitz & White, 2002; Fossen, 2014; Hirose, 2009; Lee et al., 2012).
Het toegenomen risico en de verminderde herstelvooruitzichten kunnen ertoe leiden dat crediteuren voorzichtiger worden bij het verstrekken van krediet aan ondernemers die binnen het debiteurenvriendelijke insolventiekader opereren. Deze argumentatie wordt onder meer ondersteund door de resultaten van het cross-country onderzoek van Lee et al. (2012) en de Duitse studie van Fossen (2014), waarin de impact werd onderzocht van een meer vergevingsgezinde persoonlijke faillissementswet, die een ‘nieuwe start’ mogelijk maakt, voor zowel debiteuren als crediteuren. Aan de ene kant werd vastgesteld dat de wet ondernemerschap aantrekkelijker heeft gemaakt, omdat ondernemers bij een faillissement niet het risico lopen evenveel rijkdom en toekomstige inkomsten te verliezen. Aan de andere kant blijken financiële instellingen risicomijdender te worden ten opzichte van ondernemers, omdat het ondernemingsrisico wordt verlegd naar de crediteuren, die bij faillissement van de debiteur minder snel hun schulden zullen innen.
Op basis van de bestaande literatuur en de afwezigheid ervan moeten twee belangrijke vragen worden overwogen om de effectiviteit van de nieuwe Belgische insolventiewet grondig te beoordelen:
Welke invloed heeft de verandering naar een debiteurenvriendelijker insolventierecht op de schuldfinanciering van Belgische groeibedrijven? (We concentreren ons op 25.284 Belgische groeibedrijven, aangezien het, gezien het hogere waargenomen risico van deze bedrijven, waarschijnlijk is dat groeibedrijven na de wetswijziging vooral de gevolgen zullen moeten dragen van strengere crediteuren.)
Zal elke schuldeiser zijn gedrag op dezelfde manier aanpassen na de wetswijziging? (Over het algemeen zijn er vier hoofdgroepen van crediteuren: banken, handelscrediteuren, werknemers (bijvoorbeeld onbetaalde lonen) en de overheid (bijvoorbeeld onbetaalde belastingen) (Baugnet & Zachary, 2007). Het is nogal onwaarschijnlijk dat de overheid en werknemers zullen de groei financieren omdat er weinig ruimte is voor onderhandelingen om deze schuldenniveaus te verhogen. Om de groei te financieren zal een bedrijf daarom hoogstwaarschijnlijk naar banken en handelscrediteuren gaan.)
De reactie van banken op de wetswijziging
Op basis van de juridische en economische literatuur worden banken “aanpassende crediteuren” genoemd. Zoals Armor (2006) betoogt, beschikken deze crediteuren over de middelen, expertise en onderhandelingsmacht om het wanbetalingsrisico via transactiekosten te beheersen en te beperken. Banken zijn doorgaans goed gekapitaliseerd, hebben het vermogen om strikte kredietverleningspraktijken af te dwingen, beschikken over juridische afdelingen die op de hoogte blijven van de juridische ontwikkelingen, en kunnen grondige risicobeoordelingen uitvoeren voor hun uitgebreide klantenbestand. Bovendien geeft de door de faillissementswetten vastgestelde hiërarchie voorrang aan bepaalde schuldeisers, zoals werknemers en de belastingdienst, boven concurrente schuldeisers zoals banken. Gegeven deze hiërarchie zijn banken doorgaans meer risicomijdend bij het verstrekken van krediet, vooral aan risicovolle groeibedrijven (Rostamkalaei & Freel, 2016). Rekening houdend met de nieuwe insolventiewet verwachten we dat financiële instellingen zich meer zullen aanpassen, en dus terughoudender zullen zijn in het verstrekken van schuldfinanciering aan groeibedrijven na de verandering naar een meer debiteurenvriendelijke insolventiewet.
Onze resultaten bevestigen de bovenstaande verwachting en geven aan dat bedrijven met een hogere groei moeilijkheden ondervinden bij het verkrijgen van krediet bij financiële instellingen na de wetswijziging.
De reactie van handelscrediteuren op de wetswijziging
Volgens de Law and Economics-literatuur worden handelscrediteuren vaak ‘niet-aanpassende crediteuren’ genoemd. Ze veranderen doorgaans niet de kredietvoorwaarden die aan debiteuren worden verleend op basis van het risico van de debiteur, zoals banken doen (Armour & Cumming, 2008). Handelscrediteuren beschikken mogelijk niet over de nodige middelen, onderhandelingsmacht en expertise om strikt en risicomijdend te handelen. Door hun kleinere omvang is het voor hen minder gerechtvaardigd om aanzienlijke transactiekosten te maken, en het is mogelijk dat zij niet dezelfde schaalvoordelen genieten als banken. Handelscrediteuren hebben ook het voordeel van sterke transactierelaties en privé-informatie over hun klanten, waardoor hun kredietrisico wordt verminderd. Daarom is het minder waarschijnlijk dat ze de kredietvoorwaarden veranderen, vooral wanneer deze voorwaarden binnen een specifieke sector zijn geïnstitutionaliseerd (Baugnet & Zachary, 2007; Uchida, Udell, & Watanabe, 2013).
In het licht van deze verschillen verwachten wij dat groeibedrijven het gemakkelijker zullen vinden om financiering te verkrijgen van handelscrediteuren dan banken na de verschuiving naar een meer debiteurenvriendelijke insolventiewet. Met andere woorden: vanwege het minder aanpassingsvermogen van handelscrediteuren in vergelijking met financiële instellingen, zullen groeibedrijven na de wetswijziging waarschijnlijk hun financiële schulden gedeeltelijk vervangen door handelskredieten.
Onze resultaten laten echter zien dat na de introductie van een meer debiteurvriendelijke insolventiewet, handelscrediteuren na de wetswijziging ook strenger zijn geworden ten aanzien van snelgroeiende bedrijven.
Hebben groeibedrijven meer schulden van andere crediteuren overgenomen?
Onze resultaten laten zien dat zowel financiële instellingen als handelscrediteuren strenger zijn geworden tegenover groeibedrijven na de verandering naar een meer debiteurvriendelijke insolventiewet. Een belangrijke vraag die we ons vervolgens moeten stellen is of groeibedrijven meer schulden van andere crediteuren hebben overgenomen. Om dit te onderzoeken hebben we gekeken naar de restcategorie, zijnde de overheid en werknemers. De resultaten van deze analyse wijzen op een gevaarlijke situatie, namelijk dat groeibedrijven het betalen van hun belastingen en personeelskosten uitstellen, en zo financiering ‘afdwingen’ van de overheid en werknemers, omdat ze niet voldoende financiering krijgen van banken en handelscrediteuren.
Wat kunnen we van deze resultaten leren?
De economische implicaties van een verschuiving naar een meer debiteurenvriendelijke insolventiewet die de schuldfinanciering van groeibedrijven beperkt, kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de toekomstige richting van faillissementshervormingen. Dergelijke veranderingen kunnen van invloed zijn op de beschikbaarheid van schuldfinanciering voor bedrijven, vooral voor bedrijven die hun groei-initiatieven willen financieren. Dit kan op zijn beurt de investeringsbeslissingen, ondernemersactiviteiten en de algehele economische ontwikkeling van een land beïnvloeden. De Belgische ervaring is niet uniek, aangezien andere landen, zoals de Verenigde Staten en Duitsland, gelijkaardige veranderingen ten gunste van de schuldenaar hebben doorgevoerd, met toenemende relevantie voor andere Europese landen die dergelijke aanpassingen overwegen.
De economische analyse van deze pro-debiteurenveranderingen onderstreept de noodzaak om zowel positieve als negatieve effecten in overweging te nemen. Hoewel een debiteurenvriendelijke insolventiewet bedrijven die het moeilijk hebben kansen kan bieden voor herstructurering en behoud van banen, kan deze ook de schuldfinanciering voor groeibedrijven beperken, waardoor ondernemerschap, innovatie en investeringen mogelijk worden belemmerd. De ervaringen in België kunnen richting geven aan bredere discussies over het bereiken van het juiste evenwicht tussen debiteurenbescherming en toegang tot schuldfinanciering voor groeibedrijven, waardoor effectieve en duurzame faillissementsregimes worden gewaarborgd die de economische groei en veerkracht ondersteunen.
Het volledige artikel, geschreven in samenwerking met Nadine Lybaert, Maarten Corten En Tensie Steijverskan worden geraadpleegd hier.
Maren Forier
Niels Appermont
Referenties:
Pantser, J. (2006). Juridisch kapitaal: een achterhaald concept? Europese herziening van het recht op bedrijfsorganisaties (EBOR), 7(1), 5-27.
Armor, J., en Cumming, D. (2008). Faillissementsrecht en ondernemerschap. Amerikaans recht en economisch overzicht, 10(2), 303-350.
Baugnet, V., en Zachary, M. (2007). De financiering van de Belgische ondernemingen in Europees perspectief.
Berkowitz, J., en Wit, MJ (2002). Faillissementen en de toegang van kleine bedrijven tot krediet (0898-2937).
Dewaelheyns, N., & Hulle, CV (2008). Juridische hervormingen en totale faillissementscijfers van kleine en micro-ondernemingen: bewijsmateriaal uit de Belgische faillissementswet van 1997. Economie van kleine bedrijven, 31(4), 409-424.
Fan, W., & White, Michelle J. (2003). Persoonlijk faillissement en het niveau van ondernemersactiviteit. Het Journal of Law & Economics, 46(2), 543-567.
Fossen, FM (2014). Persoonlijk faillissementsrecht, rijkdom en ondernemerschap – bewijs van de introductie van een ‘nieuwe start’-beleid. Amerikaans recht en economisch overzicht, 16(1), 269-312.
Hirose, S. (2009). Effecten van de hervorming van de faillissementswetgeving op banken: onderzoek naar recente Japanse ervaringen. Openbaar beleid Rev, 5(2), 201-228.
Lee, S.-H., Lee, S.-H., Yamakawa, Y., en Yamakawa, Y. (2012). Vergevingsgezinde kenmerken voor mislukte ondernemers versus financieringskosten bij faillissementen. Management internationale recensie, 52(1), 49-79.
Lee, S.-H., Yamakawa, Y., Peng, MW, en Barney, JB (2011). Hoe beïnvloeden faillissementswetten de ontwikkeling van ondernemerschap over de hele wereld? Journal of Business Venturing, 26(5), 505-520.
Rostamkalaei, A., en Freel, M. (2016). De kosten van groei: kleine bedrijven en de prijsstelling van bankleningen. Economie van kleine bedrijven, 46(2), 255-272.
Uchida, H., Udell, GF, en Watanabe, W. (2013). Zijn handelscrediteuren relatiekredietverstrekkers? Japan en de wereldeconomie, 2524-38.